Enquêtecommissie beoordeelt beleid van HBG als 'zorgvuldig'

Rijswijk – De enquêtecommissie, die onderzoek heeft verricht naar het beleid en de beleidskeuzes van HBG, heeft hedenochtend haar verslag ingediend bij de Ondernemingskamer te Amsterdam.

De commissie – bestaande uit de heren drs. M. Arentsen RA, mr. L.P. van den Blink en J.A. Nijhuis RA – komt onder meer tot de conclusie dat de ondernemingsleiding van HBG bij de keuze een joint venture aan te gaan met Ballast Nedam op het gebied van baggeren 'een zorgvuldige procedure heeft gevolgd en op basis van de beschikbare gegevens en analyses, alsmede adviezen van externe deskundigen, redelijkerwijs tot zijn keuze heeft kunnen komen' [Samenvatting van de bevindingen, pagina 74]. HBG zal zich op maandag 29 oktober tot de Ondernemingskamer wenden met het verzoek de tijdelijke schorsing van de samenwerkings-overeenkomst tussen Ballast Nedam en HBG op te heffen.

Het onderzoek van de enquêtecommissie heeft zich de afgelopen weken – evenals in het eerste onderzoek van de commissie Peters/Moerland het geval was – uitgestrekt over de periode vanaf begin 2000 tot medio 2001. Tevens heeft de commissie aandacht geschonken aan de door de Ondernemingskamer in haar beschikking van 19 september specifiek geformuleerde vragen. De commissie heeft voor haar verslag meer dan dertig personen gehoord, meer dan tweehonderd documenten en alle notulen van vergaderingen bestudeerd.

De bevindingen van de enquêtecommissie bevestigen onder meer dat:


  • HBG terecht stelt, dat de waarde van het bod van Boskalis f 300 miljoen lager lag dan de waarde van f 1,25 miljard die Boskalis publiek heeft gemaakt;

  • het bod van Boskalis op HAM niet een zodanig knock-out bod was, dat de afwijzing daarvan door de ondernemingsleiding in strijd was met de juiste naleving van de beginselen van corporate governance;

  • bij de beoordeling van het bod van Boskalis sprake is geweest van een zorgvuldig proces van de zijde van HBG, dat een voldoende basis heeft gevormd voor een afgewogen besluit tussen de voorliggende alternatieven;

  • HBG ruim voldoende mogelijkheden ter beschikking staan voor financiering van de put-optie in de overeenkomst met Ballast Nedam;

  • de inschatting van de beoogde synergievoordelen ter grootte van € 160 miljoen door HBG in redelijkheid aanvaardbaar kan worden geacht;

  • de waarderingsanalyses, die HBG heeft gehanteerd om tot besluiten te komen, zijn gebaseerd op prognoses die HBG in redelijkheid kan huldigen;

  • HBG medio 2000 in redelijkheid heeft kunnen besluiten niet af te wijken van het uitgangspunt van een fusie op basis van gelijkwaardigheid met Boskalis.

De enquêtecommissie maakt een aantal opmerkingen over de relatie van HBG en een deel van de aandeelhouders en is van mening, dat een 'tactischer communicatie … in combinatie met een grotere bereidheid tot begrip aan de zijde van de opponerende aandeelhouders' [pagina 76] op zijn plaats zou zijn geweest. HBG heeft naar aanleiding van de bevindingen van de eerste enquêtecommissie op 4 september 2001 een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders gehouden. In deze vergadering zijn de beleidskeuzes nader toegelicht. De Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur van HBG blijven hoge prioriteit toekennen aan het verbeteren van de informatieverstrekking aan en de contacten met aandeelhouders.

HBG is zeer verheugd over de duidelijke conclusies van de enquêtecommissie. De Groep vertrouwt erop dat hiermee een langdurige periode van onzekerheid – in het bijzonder voor de medewerkers van HAM en Ballast Nedam Baggeren – kan worden afgesloten.

Nadere informatie: drs. A.C. Pronk, HBG Public Relations, 070 3722121.